Elise is een decennium ouder dan ik. Ik vermoed dat mijn brein een exacte kopie van haar brein is. Alsof de natuur een beetje lui was en mij gewoon haar brein heeft gegeven, dat heeft toch niemand door, we schelen immers tien jaar en zijn opgegroeid in dorpen 100 kilometer van elkaar vandaan. Maar doordat we allebei in dezelfde stad gingen studeren, viel het teveel op. Andere mensen vonden ons op elkaar lijken en koppelde ons en nu weet ik, er loopt een tweede brein van mij rond. Met wel hetzelfde brein, maar een heel ander leven.
Elise haar leven in een ietwat eenzijdig enthousiaste notendop: ze heeft een man (bonuspunten: arts, dus edelmoedig maar dan wel inc. goed salaris) en het is een hottie, vier dochters met allevier een groot woordenschat en creatieve geest en een volledig eigen karakteropbouw en een stuk of zeven, acht huisdieren. Ze is cultureel programmamaker. En sinds twee jaar woont ze in een ruimtelijk huis met visgraat en jungle-behang en keukeneiland in het lommerijke Maastricht.
Mijn leven in een ietwat eenzijdig enthousiaste notendop: ik heb een eigen appartement middenin de stad en een idyllische volkstuin aan de rand, ik werk voor een kinderkunstmuseum en schrijf daarnaast voor mijzelf. Ik kook veel en uitgebreid en ik ga op zaterdagen brunchen met vrienden (soms heb ik daarvoor wel geslapen, soms niet) en draag hoeden en kleding zonder dat dat onhandig is of in het eten kan hangen en ga naar kleinkunst enzo.
Geparafraseerd voelt het alsof ons brein twee favoriete levens heeft gekozen en dat we allebei een van die levens zijn gaan leiden. Soms wil ik het leven van Elise, soms wil Elise mijn leven, maar sinds we elkaar kennen, hebben we het bijzondere genoegen een beetje van elkaars leven te hebben.
Toen Elise samen met haar man een weekend naar Berlijn ging, voor haar 12,5 jarige huwelijk, besloot ik als huwelijkscadeau een weekend op haar kinderen te passen. Ik heb aantekeningen gemaakt van hoe het andere favoriete leven zou zijn en overdenkingen, of ik nog serieuze aanstalten ga maken tot dat leven.
VRIJDAGAVOND, 19:00 uur
“Nee, niet echt.” zegt Fien. “En waarom kun je mij niet voorstellen als moeder dan?” “Gewoon, ik vind je iemand die het wel goed doet zonder kinderen.”
Ik zit aan tafel met Fien (14) Wieke (11) en Neele (8). Alba (11) is op een slaapfeestje en komt pas morgen. Elise heeft ongeveer zeven keer gevraagd of ik dat echt wil, oppassen op haar vier dochters. Ik was er zeker van. Ik weet namelijk dat voor haar het de ultieme rust zou geven wanneer ik op haar kinderen zou passen, omdat ze lekker thuis kunnen blijven en nu ja, ik lijk op Elise, dus zoveel verschilt het niet voor de meiden voor een weekendje.
Dus kwam ik twee uur geleden aan in Maastricht vanuit Amsterdam en inmiddels zijn we ongeveer klaar met eten. Het recept is een recept dat ik al vaker heb gemaakt voor volwassenen, spinaziepannenkoeken met appelkikkererwtensalade. Volgens Green Kitchen Stories erg geschikt voor kinderen. Na zo’n vier jaar voorschotelen voor de niet-doelgroep, blijkt dit maar deels de waarheid voor de werkelijke doelgroep, mits je er een beetje honing doorheen gooit en een stroopfles bij op tafel zet en ze opdraagt dat ze er minstens ééntje moet eten met kikkererwten en daarna gewoon pannenkoeken met stroop mogen beuken, ja dan is dit recept heel geschikt voor kinderen ja. Pannenkoeken zonder stroop, daarvoor moeten je kinderen opgroeien in parallel universum ofzo.
Het kinderrecept van de vrijdagavond heeft ook volwassen ingrediënten. Fien is intersectioneel feminist, net als ik, behalve dan dat zij dat al claimt op haar 14e en ik er zo’n vijftien jaar langer over heb gedaan om dat zonder blikken of blozen te zeggen. Misschien ook wel gewoon het verschil van twintig jaar later geboren worden. Zij heeft podcasts, ik had alleen Radio 538.
We praten over moederschap. “Het betekent niet dat ik je zie als een slechte moeder, helemaal niet juist. Ik zie je gewoon niet als moeder.” “Oh. Als je het zo zegt klinkt het als een compliment.” Fien denkt na. “Ja, dat is het wel, of niet echt. Het is gewoon wat ik denk.” Oh God, veertien jaar en nu al voor geen gat te vangen. “Ik zie het gewoon als compliment, goed?” Ze lacht en knikt.
Vrijdagavond 21:30
Op vrijdagavond kijken de meisjes graag naar The Voice, had Elise mij verteld. Ironisch genoeg gebruik ik graag ‘Nee man, ik ga lekker even The Voice kijken vanavond’ als metafoor voor thuisblijven op vrijdagavond, wat ik heus wel eens doe, maar dan kijk ik niet echt naar The Voice.
Ik weet dat toen ik een jonkie was, ik The Voice kon waarderen (of nou ja, de voorloper van The Voice). Nu vind ik het heel moeilijk ernaar te kijken. Een soort schizofrenie tussen snelle Formule-1-concepten en langdradige sessies in zouteloze Jan Des Bouvrie villa’s. Hoezo is dit een hit? Denken die mensen dat ze ooit echt beroemd worden? Waarom worden die mensen zo geframed? Ik ben cynisch, ik weet het. Toch kan ik niet laten om een beetje tegen de meiden aan te klagen hoe smakeloos ik The Voice vind. Ze reageren er lacherig op.
In de reclames zetten we het programma op Nick 54 (voor de kinderlozen: dat is een zender met populaire pophits van nu) en dansen we zelf, uitzinnig. De reclames zijn veel leuker dan The Voice. Telkens als de reclames aankomen, springen we op in dansstand en doen we alsof we de dansers zijn uit aanstellerige videodclips. Dat kunnen ze belachelijk goed, dansen. Ze weten het en hebben toch ook geen idee.
Eigenlijk is dat wel een beetje wat het is. Dat ze weten dat ze iets kunnen en toch geen idee van hoe mooi en uniek ze zijn.
Mooi wel, zeg. Maar de praktische uitwerking van de zoektocht van je kroost naar hun gave en de authenticiteit en het durven genieten ervan, is dus ook dat je als ouder een programma kijkt wat je écht niet leuk vindt, in de verste verte niet leuk kan vinden, maar waarvan je weet dat je het vroeger vast wel leuk had gevonden en dat je ze het lekker maar gewoon leuk laat vinden tot ze het misschien niet meer leuk vinden op gegronde, eigen redenen, of gewoon altijd leuk blijven vinden. En maar wachten op de reclame.
Probleem is hierin, besef ik tijdens het kijken naar deze reeks anticlimactische uitspattingen, dat nu ik ouder word ik zélf mijn smaak steeds sterker definieer, ontdek wat ik oprecht mooi vind. En hoe meer ik weet wat ik echt mooi vind, hoe meer ik dingen echt lelijk vind. Het lijkt mij lastig om mijn verrijkte geest telkens weer te bevlekken met onzinnige programma’s tegen mijn wil. Ik mag als oppas heus een keertje een beetje klagen over The Voice (als ik het maar wel gewoon afkijk met ze), maar als ouder werkt dat alleen maar averechts.
Ik weet dat ik heel graag kinderen wilde. Maar wil ik ze eigenlijk nog steeds? Ik word steeds ouder. Was kinderen krijgen niet meer iets voor toen ik 29 was ofzo?
En terwijl ik mijn spullen pak om ook naar bed te gaan, eigenlijk niet veel later dan de meiden, denk ik na. Mijn temporele opvulling van het kinderloze leven, wordt dat er niet één van permanente aard? Zoals zomaar even in een andere stad gaan wonen, want waarom niet, is dat een opvlieging of een werkelijk nieuw doel om in andere steden te wonen wanneer ik wil? En het steeds maar niet kunnen wennen aan een man, is dat omdat ik hem niet ben tegengekomen of past een vaste relatie meer bij me als ik zo rond de 45 ben misschien? (Ik weet dat dit klinkt als onnavolgbaar, maar hij komt steeds vaker op en ik vind dat op een vreemde manier heel geruststellend.) Het weggeven van mijn kat aan een nieuw gezin, doe ik dat nu omdat ik vind dat het beter voor de kat is, of omdat ik mij langzaamaan losweek van een vaste verantwoordelijkheid? Het losweken van mijn vriendinnen van de middelbare school, zij kinderen, ik nog lang niet. Het vinden van nieuwe vrienden, iets stadser en feministischer dit keer, die bijna allemaal geen kinderen willen. En het hebben van een hechte vriendinnengroep die allemaal minstens een decennium ouder zijn, die allang uit de luiers zijn. Toeval, of een vaste invulling van een kinderloos leven?
Werk ik toe naar een kinderloos leven? Zou ik dat willen? Ik dacht van niet, maar na deze vrijdagavond vind ik het ook wat buitenaards hebben om dan straks The Voice te kijken. Nu ja, als dat gebeurt, dan is het natuurlijk wel pas over tien jaar. Misschien zijn dan de intersectioneel feministen de baas in Hilversum en kijken we gewoon lekker vanaf jongs af aan moeilijke, seksloze televisie die onze geest verrijkt in plaats van verarmt. Dat geeft weer hoop.
ZATERDAGOCHTEND. 7.00
Alleen Neele is al op als ik beneden kom. Ze vraagt me wat ik eigenlijk doe voor werk. Ze kent me al heel lang, maar we hebben het nooit over werk. Ik vertel dat ik schrijver ben. “Werk je dan aan een boek?”
Ik antwoord onsamenhangend over wat ik doe en wat ik ermee wil bereiken en ondertussen ook zakelijke opdrachten doe en dan besef ik me pas dat ze de vraag niet stelt uit achterdocht of ik wel rond kan komen of wel nut heb in deze maatschappij. Zó benieuwd is ze ook weer niet. “Ik schrijf nu vaak gewoon stukjes en vaak gedichtjes enzo.” Neele vindt het antwoord meer dan voldoende en ik denk dat de meesten dat zou vinden.
Moederschap is ook die beangstigende kindervraag en het verhelderende antwoord daarop. Genoteerd.
ZATERDAGOCHTEND 11.10 UUR
Alba belt vanaf het staartje van haar slaapfeestje. Ze vraagt wat we gaan doen. Ik vertel haar dat we straks gaan zwemmen of bowlen of iets anders. Ze zegt dat ze er over een uurtje is. Ik zeg dat ik dat heel gezellig vind. Ik hoor een meisje op de achtegrond roepen of ‘Het mag’. “Ja” zegt ze met de telefoon afgewend van haar mond maar voor mij nog steeds duidelijk hoorbaar “Maar ik ga toch zo naar huis”. Ik ben een beetje geroerd en dan besef ik me dat ik sowieso geen ja had gezegd – en dat ook niet zou zeggen.
Het mogelijke dagprogramma uitgetekend komen we op de volgende conclusie: Fien en Wieke willen zwemmen. Neele bowlen en zwemmen (lachend). Alba wil bowlen. Ik wil eigenlijk naar jeugdtheater, maar er is niets en het kost echt veel tijd om door de wirwar van theaterwebsites mijn weg te vinden, dus ik vind iets plastisch ook goed.
Wieke en Alba – de tweeling – zijn sinds kort in tweestrijd. Claimen van eigen avontuur wisselt zich af met intrinsieke hang naar het vertrouwelijke. Alba is superchagrijnig over dat ik uiteindelijk kies voor het zwembad, omdat het volgens haar ‘heel stom is daar in de winter’. Ik denk dat ze vooral niet wil zwemmen omdat haar tweelingzus dat niet wilt en ze vannacht niet zoveel heeft geslapen op het slaapfeestje, ondanks dat ze dat hardvochtig ontkent. Dat zeg ik allemaal niet. Ik zeg gewoon, “Ach joh pak je bikini nou maar.” Dat doe ze en ik ben verbaasd. Opvoeden is ook gewoon heel vaak een beetje bluffen, want ik zou niet weten wat ik moest doen als ze nu heel boos zou zijn en weigerde.
Oh en opvoeden is ook heel vaak de vaatwasser uitruimen. Jezus wat veel vaat. En voeding. Ze zijn heel dun maar daarom moet je juist heel veel boterhammen meenemen, want als ze honger hebben, zakken ze best wel snel door hun hoeven. Ik smeer 16 boterhammen voor ons nautisch vertier. Zestien.
We stappen in de Citroën C8. De auto is aangeschaft zodat gemakkelijk vier kinderen en bagage kunnen worden vervoerd. Als een soort rijdende wachtkamer. Met vier kinderen is een gewone auto te klein natuurlijk. We gaan even tanken. Het is meer dan 100 euro. We rijden het parkeerterrein op en stappen het zwemparadijs in. Ik betaal en zie op het pinscherm: zwemmen met vier dochters is 42 euro.
Ik heb een tijd gedacht dat ik vier kinderen wilde, samen met een man met zwart haar, lichtbruine huid en fonkelwitte tanden die zich langzaam afdroogt met een witte handdoek van hotelkwaliteit (het is een man uit een Nivea-reclame uit de jaren 90). Had ik ooit gedacht dat mijn droom van vier kinderen haast onhaalbaar is als mijn man niet een goedverdienend Nivea-model zou zijn?
ZATERDAGMIDDAG 12.30 UUR
We lopen door de poortjes en een eclectisch subtropisch klimaat doemt voor ons op. De binnenzwembadarchitect heeft elke subcultuur met een tropisch tintje gemixt. Cactussen, kamelen, een pirateneiland en zelfs Zeeuwse zonnige landschappen bij het golfslagbad. Deze omgevingen zullen mensen met kinderen niet meer zo opvallen, maar ik blijf me nog even verbazen (net zoals over de gekozen styling van The Voice). De kinderen rennen verrukt naar het raam. Alba roept dat het er supercool uitziet. Ik moet lachen en bijt op mijn lip. Ik zal ná het zwemmen wel even zeggen dat het dan behoorlijk irritant is dat ze net in de auto van Maastricht naar Gulpen dertig minuten lang alle voorpret stoicijns heeft verkracht. Maar dan in andere woorden.
Alba rent opeens terug van het raam naar me toe en geeft me een knuffel. Ze zegt dat het haar spijt dat ze zo chagrijnig was. “Zwemmen is echt heel leuk juist, met elkaar. Ik was ook misschien een beetje moe, we waren pas om 2 uur gaan slapen.” Ik smelt. Ik heb ook gewoon een zwak voor haar. Als Alba een dier zou zijn, dan zou ze mijn spirit animal zijn.
Even later lopen we in onze zwemkleding naar de douches. Alba is vergeten haar sokken uit te trekken. Ze ziet eruit alsof ze straks opwachting zal maken in een Jiskefet-aflevering. We mogen niet lachen van haar. We lachen natuurlijk wel, maar niet te hard vanwege de fragiliteit van het hersteld humeur. Ze ziet eruit alsof ze straks opwachting zal maken in een Jiskefet-aflevering. We lopen terug naar het kluisje, Alba trekt haar sokken uit. Als we even later het zwembad inlopen, barst ik in lachen uit. Fien vraagt waarom ik lach. “Alba en die sokken.” Fien barst ook in lachen uit. Alba lacht schaapachtig. Ik kan waarschijnlijk nog maanden teren op Alba die in bikini onder de douche wil stappen met haar sokken aan.
Karma Alba. Je gaat nog wel leren wat dat is.
Zaterdagmiddag 15:30 uur
Wat zegt het over mijn voorkomen dat ik pas na een tijdje door heb dat de meiden monstertje doen? Eerst dacht ik dat ze telkens toevallig wegzwommen als ik eraan kwam en begonnen te joelen. Pas na tien minuten besef ik me deze onvrijwillige gedaanteverwisseling. Het hoge chloorgehalte (serieus, hier komen toch later de geschiedenisboeken op terug, ’toen zwommen we nog daarin’) doet de rest. Mijn ogen zijn rood en mijn haar is piekerig. Ik omarm de monster in mijzelf en begin vanaf nu te duiken en te roepen. De meiden gillen enthousiast.
Ik heb trouwens een badpak aan met bijzonder lage uitsnede dat meer voor festivals geschikt is dan voor zwembaden in Zuid-Limburg. Ik heb geen geschikte badpakken namelijk, alleen maar dit type. Mijn hybride verschijning (monstermoeder met vier dochters en piekhaar Vs. oeeeh, sensueel, zo iemand die wellicht dan ook naar parenclubs gaat, als ze dit al aantrekt in een kinderzwemparadijs) laat de vaders in het zwembad achter in verwarring. Komt er eindelijk eens een Randstedelijk snackje in Mosaqua, ontpopt ze zich binnen het uur tot Ursula in plaats van Ariël.
Na 47 keer de wildwaterbaan en het zwembad, willen de vier iets volwassens doen. Ze willen de sauna in. Ongeacht mijn voldoende lentes, ben ik zelf niet zo goed in sauna’s. Na vijf minuten zeg ik hardop in de Sauna. “He, Martijn, ik heb niets te doen.” Ik refereer aan vorige keer dat ik een paar dagen bij Elise sliep en Neele en ik in de ochtend gingen hardlopen en skaten, en Neele had bedacht dat ik Ridder Koen was, en zij Martijn. Van het allerleukste basisschoollied dat is: Ridder Martijn en Ridder Koen zeurden bij de koning: We hebben niks te doen! Kom, zei de koning, Versla dan eens een draak! Een draak, hè nee, dat doen we al zo vaak! Ik herinner me dat zingen op de basisschool gewoon voelde als rekenen. Wij zongen nog over Berend Botje en over God en Jezus enzo.
“Ja, Ridder Koen, we gaan,” zegt ze. Gelukkig, ze weet het nog. De anderen kijken vreemd op en kijken een beetje geïrriteerd dat wij sauna ‘niet begrijpen’.
Ridder Koen en Martijn vinden een koude douche die nevelig sproeit. Ze springen er onder. Martijn kijkt naar het Duitse merkje en brult plotseling “NEBELDUSCHE!” uit. Ik kijk naar het merkje en inderdaad, het staat er. Ons magisch terrein is gecreëerd. Als de anderen naar buiten komen, zien ze Ridder Koen die uitzinnig onder de Nebeldusche Germaanse saunakreten (dat is inderdaad een nieuwe linguïstische categorie) uitkraamt terwijl Martijn dit met haar handen in de lucht jawohl, jawohl roept. Overigens een logische rolverdeling gezien Martijns beperkte kennis van de Duitse taal.
De andere drie proberen eerst nog een beetje hautain te kijken (omdat ze denken dat volwassen mensen in de sauna ook hautain kijken), maar ze geven het op en laten zich ook meevoeren met de Duitse stroming. Het monster staat met haar vier dochter Duits te oreren onder de neveldouche. De vaders in het zwembad schudden hun hoofd en druipen af.
NB Ja, de 16 boterhammen zijn allemaal verdampt. Ik had er toch twee extra moeten maken, ook voor mijzelf.
Zaterdagmiddag 17:00 uur
“Wil jij eigenlijk kinderen?” We zitten in de keuken en ik leeg – natuurlijk – de vaatwasser. “Nee, ik denk het niet,” antwoordt Fien. “Hoezo niet?” “Nou ja, het lijkt me ook wel gewoon saai. Soms dan denk ik waar heb ik het nou weer over. Je moet ook de hele tijd naar mijn verhalen luisteren.” “Dus dat je dan onder je niveau moet communiceren?” “Ja,” zegt Fien, “en soms dan denk ik, het is echt niet zo boeiend wat ik allemaal zeg, maar ik moet het dan toch even kwijt”. Man, man, wat verfrissend paradoxaal dat ze precies hiermee de essentie van het niet willen van kinderen vangt en daarmee dus juist ook direct weer pareert.
Op het menu staat zelfgemaakte pizza. Wieke legt uit hoe het moet. De pizzabodem wordt zorgvuldig in vier stukken verdeeld, zodat ieder kind haar eigen pizza kan maken. Waarna ieder kind afzonderlijk kiest voor dezelfde compositie van mozzarella, strooikaas, ananas, wat stukjes tomaat en paprika. Heel veel keuzes willen hebben, in je keuzes autonoom willen zijn en dan allemaal op hetzelfde uitkomen. Daarin zijn ze dan al best volwassen.
Na de pizza kiezen Neele en Alba voor de film Mamma Mia. Wieke wil liever een spin-off film uit de Harry Potter-categorie. Unanimiteit lijkt met de huidig tweestrijd als van een buitenaardse exotiek en het wordt al een beetje laat.
We proberen nog wat andere opties, maar ik laat Neele en Alba winnen. Ik heb ook zin om weer te gaan dansen voor de televisie, net als gisteren. Wieke besluit boven te gaan lezen. Ik weet niet of ik haar tegen moet houden en gewoon moet zeggen dat ze mee moet kijken. Ik laat het maar even zo, want Wieke lijkt goed aan te kunnen geven wat ze wilt. Zo zei ze laatst over dat ze allebei kiezen voor een andere middelbare school: “Ik denk dat ik soms hetzelfde wil als Alba, omdat ik dat gewend ben. Omdat we tweeling zijn, snap je. Soms kies ik ook dingen omdat Alba ze wilt.” Bam bam bam, dat je dat nu al doorhebt Wieke. Dat kan je met gemak zo’n zes, zeven psychologische sessies schelen rond je dertigste.
Ik vind het knap hoe Wieke bewust haar eigen pad zoekt. En ergens ook benijdenswaardig. Ik denderde gewoon achter mijn zussen aan tot ik een jaar of 17 was. Muziek, school, kleding, veel kaders waren al geschept. In veel gevallen was dat een uitkomst, mijn zus heeft een goede smaak en nu ik zo beïnvloedbaar was, had ook ieder ander mij waarschijnlijk kunnen infecteren met een slechtere smaak. Toch laat ik het niet na om te denken, zou ik een ander persoon zijn geworden als ik net als Wieke wist dat ik überhaupt beïnvloedbaar was?
Ach, nu ja. Ik denk dat het niet bepaald een ramp is dat ik door mijn zus op mijn 15e liever naar de Red Hot Chili Peppers en Stereophonics luisterde dan de Backstreet Boys.
Overigens, hoe vroegwijs en overdenkerig Wieke ook is, ze is ook gewoon elf. Ik had gewoon moeten zeggen dat ze mee moest kijken en mee moest dansen met ons. Als ik haar later instop in bed zeg ik dat ik haar had gemist met de film. En dan zegt ze, “ja, ik ben ook soms een beetje onhandig, ik ben misschien wat gestresst voor de cito-testen binnenkort.” Ik geef haar een knuffel. Vervang cito maar voor leven, moppie. Mijn hart voelt zwaar van zoveel liefde voor de kwetsbaarheid.
zondagochtend 8:00 uur
Een uitje naar de Ardennen staat op de lijst. Elise had deze opgesomd in de mogelijke dingen die je kunt doen als je in Maastricht bent. Zo supernonchalant, tussen het bowlen en zwemmen en het jeugdtheater door.
Het voelt zo exotisch dat je vlakbij de Ardennen zit als je in Maastricht woont. Dat is voor mij een vakantie-uitje, minstens één nachtje weg, dus ik besluit het ervan te nemen. We gaan naar De Ardennen. Voor we weer veel later dan ik had gepland – Vaat. Voeding – vertrekken, draag ik Neele op een extra vestje aan te trekken en Fien een extra regenjasje. Ik heb een geinig wollen jasje aangetrokken van Elise. Ik voel me verantwoordelijk en hip met al die leuke jackies die één voor één de rijdende wachtkamer instappen.
Als wegrijden in de auto met de meiden achterin, overvalt mij opeens het besef dat ik niet alleen in een auto zit. Een fucking auto. Een ding dat kan botsen of slippen en dan gaan we misschien wel opeens dood, met de broodtrommeltjes op schoot. Wij met zijn vijven of nog erger: alleen ik niet. Ik rijd wat stuntelig door de straten en excuseer me. “Sorry jongens ik ben niet zo’n goede chauffeur.” Dat klopt wel, maar ik moet vooral nu ook even de opdoemende angstbeelden een plekje geven en de gedachte weer op laten komen dat ik als ik rijd zoals ik meestal doe (supertruttig en voorzichtig) het wel goed zal komen. En dat dit het nu eenmaal is, dat vanaf de geboorte van het kind de kans bestaat dat ze met iets doodnormaals zoals autorijden eventueel vroegtijdig hun einde vinden.
“Nou ja je rijdt gewoon hetzelfde als mama” zegt Alba achterin. De anderen stemmen in. “Ja, ja.” Het is niet grappig bedoeld. Ik lach. Verdomme, tweede brein. We komen nooit van ons stigma af.
Zondagmiddag 13:00 uur
De zin zit erin in de auto. We kleppen wat af, maken grapjes. Fien krijgt koude tenen, en ik zet de verwarming aan. Het is inderdaad wat fris aan het worden in de auto. Ik heb zin in de wandeling. Lekker zeg, op een zondag met kinderen naar de Ardennen. Zomaar een andere wereld in stappen. Heerlijk.
We rijden bij st. Baraque Michel (hier wonen de Obama’s tegenwoordig, volgens de meiden) de parkeerplaats op en ik zie een keurmerk aan Northface windshields, functionele mutsen en fleece-sjaals. Ik zie hier geen signaal in nog. Pas als we de auto uitstappen in onze frivole jackies, heb ik het door. De Ardennen is de vaste stamkroeg van de waterkou-god. 12 graden voelt aan als om en nabij -6 graden.
Een uurtje rijden is dan wel exotisch dichtbij, het is ook weer niet zo dichtbij dat je meteen rechsomkeert maakt als het een beetje fris is. Ik doe de jackies goed dicht. “Als we eenmaal lopen zal het wel meevallen.” De zwijgende gezichten staan op een neutrale stand. Ik onderzoek de routes (ik ben eigenlijk ook heel blij dat er routes zijn. Ik zou eigenlijk niet weten wat ik zonder routes had gemoeten, want ik heb natuurlijk niets van te voren uitgezocht en mijn mobiel heeft hier geen bereik. Ik ging er gewoon vanuit. Dat heb ik best wel vaak gehad al. Mocht ik zelf ooit toch nog moeder worden, dan ben ik bang dat ik dus mijn stom geluk al op heb gebruikt en dan dus met mijn koters gewoon wel in een afgevroren heuvellandschap sta zonder bereik op mijn mobiel en zonder looproutes). Er is er één van 8,5 kilometer, één van 5,9 en één van 4,5. Ik vind die van 8,5 het leukst op de fotootjes, maar die heeft ook een saai pad en de meisjes kijken ietwat bevreesd. We kiezen de middenweg. Als we twee minuten lopen schiet ik in de lach. Het is een groot veld met tegenwind. “Dames, dit is natuurlijk geen doen. We doen toch de kortste route.” Ze zijn opgelucht. De kortste route voert ook langs het hertenveld, merk ik opgetogen op.
We doen boomverwisselaartje om even warm te worden (moederjargon voor een spel. Je gaat geen bomen verwisselen om warm te worden), eten een boterham en zijn redelijk monter als we door het bos lopen. Dan stappen we het bos uit op wat klaarblijkelijk het hertenveld is. Het hertenveld is een groot veld, die zich als een enorme massa voor ons uitstrekt, in de gelige kleur van de verrookte woonkamers zoals je die alleen in België kunt vinden.
De kou klopt aan en de mist vormt zich om tot nevel. Neele roept uit: “NEBELDUSCHE”. We moeten lachen en voelen dan extra hard het gemis van het subtropische klimaat van gisteren. Ik geef mijn sjaal weg aan Neele en ik zeg tegen de meiden. “Sorry jongens, ik had geen idee dat het hier zou koud zou zijn. Dit leek me leuk eens te zien.” Alba tuurt over de beige windvlakte. “Ja nee, daar heb je wel een punt” Ik lach. Oké, als ze nog grapjes maken, is het nog te doen. We doen de korte route, denk ik bij mijzelf. We zijn zo terug.
En dan is het opeens niet meer te doen. De natuurroute is inmiddels overgegaan in een houten wandelpad dat de route een deprimerend Centerparkstintje geeft. Neele klaagt dat ze een beetje misselijk wordt van de kou en naar de auto wil. Als Neele klaagt, dan is het mis. Ik geef haar mijn hoed en doe mijn sjaal eromheen. Mijn voorhoofd is nu ontbloot en ik merk zonder hoed hoe koud het werkelijk is. Oeps. Snel bind ik de Griffelhoensjaal van Wieke om haar hoofd en met haar zwijgen en haar norse blik ziet ze eruit als een nerderige Jihadstrijder. Het goede en slechte nieuws is dat we precies halverwege zijn in het rondje. Teruggaan heeft geen zin meer.
Zondagmiddag 13:00 uur
Jezus. Ik heb het zo verkeerd ingeschat dat het ronduit koddig is. Het enige dat ik goed had gegokt was de reep Cote D’Or in mijn tas, als extra beloning naast de twintig boterhammen die ze allemaal al op hebben gegeten. Halverwege geef ik de vier sprietjes ieder een flink stuk chocolade. De neuzen zijn rood, lippen ietwat paarsend blauw. Fien die ontzettend in de groei is, gaat zwijgend met haar chocolade weer voorop. Ze staat in de spaarstand: niet praten, geen extra bewegingen, alle energie wordt ingezet om bij de auto te komen zonder onderkoeld te raken. Als een hardvochtig oorlogstafereel, waarbij ik als een Guido Orefice grapjes blijf strooien om de kinderen af te leiden. Ze lachen lauwtjes.
Eindelijk komen we weer terug het bos in en wordt het weer wat meer te doen. Neele is alweer vrolijk met mijn hoed en sjaal.
“Alba, jij dacht zeker, ik ga gewoon mee en niet zeuren, gisteren was ik ook aan het miepen en toen was het heel leuk, dat gaat me niet nog eens overkomen. Sta je hier in dit kloterige hertenloze hertenveld met snijdende wind in je schooljasje.” Alba moet lachen. Het is inderdaad zo.
Als we in de auto zitten zet ik de verwarming op de hoogste stand. Het was echt koud en een dom plan. Maar, ik zal dit niet hardop tegen ze zeggen, ik vond het onvergetelijk leerzaam daar in de Ardennen. Ik zeg wel heel vaak dat ik heel erg trots op ze ben. Ik weet zeker dat ze begrijpen dat ik als vrolijke extra tante dit onderdeel van het moederschap gewoon niet kende nog, dat ik ze vooral zie in dopaminepaleizen en -situaties, zoals pizza’s maken, dansen voor de teevee en subtropische zwemparadijzen.
Zondagavond 23:45
Neele ligt naast me. Ze draait zich om. Zucht en blaast. Draait met haar armen. Kinderen slapen dus heel luidruchtig. Wist ik niet. Ik heb nog nooit naast een kind geslapen. Het neemt de hele kamer in beslag, de kinderenergie staat continu aan de zijlijn van mijn avondgedachten. Ik probeer mijn slaapmeditatie, maar de slapende Neele is luidkeels aanwezig.
Ik val eindelijk in slaap. Een droom verder word ik weer wakker, omdat Neele op mijn benen staat en naar haar eigen kamer wil om de kast in te ruimen. Ik schrik en wil opstaan, maar dat lukt niet. Dan realiseer ik mij dat ik droom, en dat ik dus wakker moet worden om Neele haar kamer op te ruimen. Eindelijk lukt het mij om wakker te worden. Neele lost op in de lucht en ik kijk naast me. Daar ligt ze, rustig te slapen. Pff. Ga die kast dan inruimen, verdomme, denk ik.
Het is mij niet in de koude kleren gaan zitten zeg. De verantwoordelijkheid dat een kind je nodig heeft. Anderzijds, veel verantwoordelijkheid is ook ingebeeld. Ik draai me om, mijn gezicht is naar Neele toe. Ze steekt haar hand uit en plaatst hem op mijn hoofd en draait zich weer om.
Slapen naast een kind is magisch en ondoenlijk. Kinderen zijn magisch en ondoenlijk. Het hele leven is magisch en ondoenlijk.