Voor het NRC publiceerde ik in de Rotterdambijlage twee maanden lang de rubriek ‘Mijn Rotterdam’. Rotterdammers die de desbetreffende week in het nieuws waren, vroeg ik naar hun favoriete plekken in de stad. Ik interviewde achtereenvolgens Wouter van Stiphout (architectuurhistoricus), Feis Ecktuh (rapper), Erik Spindler (Rotterdamse Sinterklaas), Gyz La Rivière (kunstenaar), Hans Lemij (voorzitter oogziekenhuis), Setkin Sies (raadslid CU), Rutger Wolfson (directeur IFFR), Daniël Dee (stadsdichter) en als laatste Martin Oosthoek (stadsherder)
Opvallend was dat bijna niemand dezelfde plekken opgaf. Een greep uit het assortiment bijzondere plekken:
BOSPOLDER (Wouter van stiphout)
„Mijn favoriete plek is Bospolder. Een krankzinnig gebied. Het ligt achter een dijk, met aan de kop die gigantische Marconitorens. Het industriegebied erachter is verlaten, want herbestemmingsplannen zijn nooit uitgevoerd. Vlakbij hebben ze nu de Megashops gemaakt, zo’n enorm Amerikaans ding, met ToysXL en Albert Heijn. Daarbovenop zit het Dakpark, waar niemand weet van heeft. Het gebied ziet eruit als een soort treinongeluk. Een opeenstapeling pogingen om het helemaal opnieuw te doen.”
KAAPVERDIAANSE KROEG (Feis ecktuh)
Mistura, een Kaapverdiaans café op de Nieuwe Binnenweg. „Die moet er ook echt wel bij. Iedereen komt daar, mensen van vijftig dansen gewoon op de plaatjes van Nicki Minaj. Echt een plek waar ik graag kom. Ja, als Marokkaan. Maar als je hier opgroeit, dan mixt dat gewoon. Mijn vrienden zijn Algerijn, Libiër, Turk, alles door elkaar. Winne, waarmee ik het nummer ‘Superman’ heb opgenomen, is Surinamer. Het is in Rotterdam echt onmogelijk om alles bij het eigen volk te houden.”
ROTTERDAMSCHE MANEGE (ERIK SPINDLER)
„Dat is mijn favoriete plek, ik ben fervent paardrijdfan. Die hippische kwaliteiten zijn handig als ik van gedaante verwissel rond deze tijd van het jaar. Amerigo wordt wel eens nukkig, dan gaan meteen de telefoontjes omhoog. Zal hij vallen? Helaas, de Rotterdamse Goedheiligman blijft altijd zitten. De Amsterdamse niet, daar moet wel eens ingegrepen worden. Maar de Rotterdamse, die blijft zitten.
HET WEENA (GYZ LA Rivière)
„Ik heb de straat zien opgroeien. Met de belofte die het had en die het niet heeft ingelost. Het Weena zou het namelijk gaan worden later. Nou, misschien is het in die torens wel leuk, maar langs de plint is er geen moer te doen. Het klinkt gek, maar toch houd ik van die straat. Alsof het er een keer wél echt gaat gebeuren.”
VANUIT DE LUCHT (Hans lemij)
„Het is mooi om van bovenaf de stad te zien. Je moet reconstrueren waar alles zit, de stad begrijpen. Ik heb vroeger gevlogen, in een sportvliegtuigje. Vlak langs de Euromast, dan kon ik het reclamebord van de Rabobank goed zien. Het is bijzonder om opeens iets van dichtbij te zien wat voor anderen klein is. Ik vloog zo langs de rivieren en de bruggen door het land, en dan zag ik ineens weer die trotse stad opdoemen. Prachtig. Ik ben inmiddels met vliegen gestopt. Ik vond het te gevaarlijk worden, ik keek te veel naar buiten. Eigenlijk was ik iets te dromerig.”
BIJ DE VISSER (SETKIN SIES)
„Aan de Maas op de Zuidkant staat een laskunstwerk, een visser van ongeveer 8 meter groot. Ik zit daar graag. Je kijkt uit over de haven, Oud-Charlois, waar ik woon, de Lloydpier en Delfshaven. Het is er rustig en hectisch tegelijk. En niet alleen de plek, maar ook het verhaal erachter is mooi. Er waren plannen om de lasafdeling van het Albedacollege weg te saneren. De leerlingen hebben toen samen met de leraar dit gemaakt. ‘Wij laten ze zien wat we kunnen.’ Dat is zo typisch voor deze stad: Rotterdam praat niet, Rotterdam laat het zien.”
SCHMIDT ZEEVIS (Rutger wolfson)
„Of eigenlijk meer: daar waar een hoge concentratie van wederopbouw-Rotterdammers bij elkaar komen, leeftijd 60 tot 80 jaar. Zoals toen het nieuwe station werd geopend, dan gaan ze allemaal even kijken. Ze blijven de opbouw volgen. De sfeer onderling vind ik fantastisch, met van die botte humor. Alles wat leuk is, wordt negatief gekwalificeerd. Een leuke avond is een kutavond. Het totale gebrek aan poeha, dat vind ik mooi.”
Ok, ok, ik doe er nog een van Rutger, want hij had te gekke plekken: „De oude gebouwen op de campus van de Erasmus Universiteit, zoals het hoofdgebouw waar economie wordt gedoceerd. De stijl heet New Brutalism en die naam past wel goed. Ik kwam er als klein kind al, mijn vader was hoogleraar op de universiteit. Daarna ging ik er zelf studeren. Nu kom ik er nog wel eens vanwege mijn werk. Het is een soort primitieve betonfantasie. Als je de andere gebouwen wegdenkt, creëert het een andere werkelijkheid. Het heeft een uitgesproken sciencefictionachtige sfeer, de menselijke maat lijkt er zoek.”
Zijn eigen ZOLDER (daniël dee)
„Mijn werkkamer is op zolder, met daar bovenop een dakterras. Ik ben graag thuis. Toen ik werd gebeld voor dit interview dacht ik: moet ik nou weer ergens heen? Gelukkig kwam de interviewer mijn kant op. Ik ben wel een beetje een kluizenaar. Altijd al geweest, geloof ik. Ik ben straks twee jaar stadsdichter geweest. Het was echt leuk, ik heb veel mensen leren kennen. Maar ik heb er nu wel genoeg van. Ik heb echt zin om lekker thuis te zitten en te werken aan mijn eigen werk.”